Haas Hop

 

Lang geleden, toen geschiedenis niet opgeschreven werd maar doorverteld, leefde er een lieve jonge haas met de naam Hop. De kleine haas Hop was na een zwerftocht in onbekend land terecht gekomen. Toen hij heel hongerig werd en op zoek ging naar eten kon hij niets vinden. O, wat had hij een honger! Nergens was eten om te knabbelen. Hij kwam langs Wildland, waar veel dieren in het wild leefden: vogels, vlinders, herten, varkens, runderen, konijnen, duiven, cavia's, katten en honden, maar ook roofdieren zoals de vos, de tijger, de beer en de wolf. 

 

Toen hij daar voedsel zocht kwam er plotseling een hongerige wolf uit de struiken en haas Hop schrok enorm en rende er als een haas vandoor. Gelukkig kon hij hard lopen en toen de wolf hem niet meer zag, kwam hij langs een dorpje dat Eidorp heette en waar vriendelijke mensen woonden, die ook wel eilanders genoemd werden.

Deze mensen zagen de kleine magere haas Hop in het veld rond lopen en een van de kinderen gaf hem een stukje broccoli te eten. Wat was dat lekker zeg! Natuurlijk kwam Hop de volgende dag weer langs en elke dag kreeg hij wel wat te eten van de gulle eilanders. Dan weer een worteltje of een paar nootjes of een appeltje, peertje, perzik of een paar spercieboontjes, of een stukje heerlijke bloemkool, rode kool en soms de lekkerste spruitjes. Hij lustte alles en hij werd steeds dikker tot hij er weer normaal uitzag zoals een flinke haas er uit moest zien. Dat was een goede tijd en haas Hop werd groot en sterk en een vaste gast onder de bewoners van Eidorp.

 

Maar er kwam een tijd dat de oogsten van het land mislukten door droogte of juist door teveel regen. Het klimaat was helemaal in de war. Het voedsel kwam niet uit de grond door de droogte of de aarde was zo nat dat het eten bedierf. De groente en het  fruit dat de eilanders konden oogsten was te weinig om iedereen te voeden. Wat een ramp! Hoe moesten zij nu eten en leven? Haas Hop had het er ook moeilijk mee, maar hij was groot en sterk geworden en trok erop uit om naar voedsel te zoeken in de wijde omgeving, langs velden en wegen, door paden en lanen, hij sprong over beekjes en plassen, overal zocht hij iets om te eten. Eindelijk vond hij in Wildland, waar hij vroeger ook langs gekomen was, een groot meer waar heel veel verschillende vogels woonden en waar nog wilde groenten en fruit groeide. De vogels waren druk bezig met het maken van hun nesten om eieren te leggen en sommigen hadden zelfs al eieren gelegd.   

Toen Hop voedsel wilde verzamelen kwam er ineens een grote wolf achter een boom vandaan, die hem te grazen wilde nemen. Maar nu was haas Hop niet bang: hij gaf de wolf met zijn sterke voorpoot een harde boks op zijn neus en riep: ga weg, jij rover! En de wolf rende huilend weg.


 

Daarna plukte Haas Hop wilde groente en fruit: sla, mais, rabarber en appeltjes en zelfs een tomaat.

Toen vroeg hij aan de vogeltjes of zij wat eieren konden missen voor de mensen van Eidorp, want zoals alle dieren weten houden veel mensen van eieren omdat ze samen met wat brood heel gezond zijn. De vogeltjes begrepen dat natuurlijk wel en omdat zij veel eieren legden gaven zij er ook een paar aan haas Hop. De eieren zagen er, net als de vogels die ze legden, heel mooi uit: het ene ei had stipjes, een ander had streepjes en weer een ander was gekleurd. Ze zagen er vrolijk uit. 

Er was ook een kip die zei: “ik leg wel een extra eitje, dan kun je die meenemen voor de mensen”. Andere kippetjes hoorden dat en vonden het een goed idee. Ook zij legden een extra ei, zodat Hop met zijn voorpoten volgeladen met eieren en voedsel terug hopte naar Eidorp waar hij aan de magere kinderen daar wat eten gaf. 

Die gaven het aan hun vaders en moeders die er dolblij mee waren en ze schrokten het eten naar binnen, bijna tot ze misselijk waren. Haas Hop zag de eilanders gretig eten en bedacht: als ik het eten nu verstop dan vinden ze het een voor een en kunnen ze het langzaam op eten. 

De volgende dag ging Hop weer naar de grote plas waar al de vogels woonden. Hij had een grote mand mee genomen en verzamelde weer allerlei lekkere wilde groenten en fruit en kreeg van de vogels en de kippen ook veel eieren.

 

 

 

Hij bracht zijn mand naar Eidorp en daar verstopte hij alle voedsel en vooral de eieren, omdat hij er daar niet zoveel van had. De eilanders gingen op zoek naar eten en vonden al gauw wat groente en fruit. De eieren waren zo goed verstopt dat de grote mensen het opgaven, maar de kinderen gingen door met zoeken tot ze alle eieren gevonden hadden. Wat waren ze blij als ze een ei gevonden hadden!  Ze zongen er een lied bij:

 

Haas Hop heeft eieren verstopt

Hop de haas heeft ons weer gefopt

Zoek, zoek, zoek waar is mijn ei

Ga je mee op zoek, zij aan zij

Ei, ei, ei, kijk daar, kijk hier

overal kijken, we hebben plezier

Ik stop hem in mijn zak 

Ik stop hem in mijn tas

En vind ik een, twee drie een ei,

Ei, ei, ei alle mensen blij.

 

Haas Hop zag het en hoorde het zingen, en iedere keer als er voedseltekort was in Eidorp ging hij op zoek naar eten bij het grote meer in Wildland. En hij verstopte de eieren in het dorp voor de eilanders en hun kinderen. Zo was haas Hop blij dat hij iets terug kon doen voor de lieve mensen van Eidorp, die hem vroeger eten en drinken gaven toen hij zelf hongerig en mager was.